Eigenschappen van de Haagbeuk
De haagbeuk (Carpinus betulus) is een haagplant met een dichte, opgaande groeiwijze en een klassieke uitstraling. De eivormige, fijn gezaagde bladeren hebben een frisse groene kleur, die in de herfst naar goudgeel verkleuren voordat ze afvallen. Omdat hij zich goed in een strakke vorm laat snoeien, past de haagbeuk zowel in formele als informele tuinen.
- Bodemsoort: De haagbeuk gedijt goed op voedselrijke, lemige, zandige of kleiige, bij voorkeur humeuze bodems. Deze haagplant verdraagt zowel zure, neutrale als kalkrijke grond. Deze eigenschappen maken hem geschikt voor iedere grondsoort, zelfs voor de vochtige, zware klei.
- Biodiversiteit: De compacte vertakking van de haagbeuk biedt beschutting aan vogels, insecten en andere kleine dieren. De bladeren en nootachtige zaden (anders dan beukennootjes) dienen als belangrijke voedselbron voor vogels en insecten.
- Standplaats: Een beukenhaag van Carpinus betulus groeit goed in de volle zon, halfschaduw en schaduw. Het is een sterke, veelzijdige plant die zich goed aan diverse omstandigheden aanpast en weinig eisen stelt.
- Weersbestendigheid: De haagbeuk is zeer winterhard en kan temperaturen tot -28° Celsius verdragen. Daarnaast is hij bestand tegen sneeuw, droogte en wind.
- Levensduur: De haagbeuk heeft bij de juiste verzorging een levensduur van wel 100 jaar.
Hoe snel groeit een haagbeuk Carpinus betulus?
Een haagbeuk Carpinus betulus groeit 30 tot 40 centimeter (cm) per jaar. De maximale hoogte is 20 tot 25 meter, maar als haag wordt deze plant maximaal 6 meter hoog gehouden. De groeiperiode start in april en duurt tot en met juli. De haagbeuk loopt in april uit met frisgroene bladeren. In oktober verkleuren ze naar goudgeel en vallen ze vervolgens af, waardoor de haagbeuk in de winter kaal is.
Bloeit een haagbeuk Carpinus betulus?
Een Carpinus betulus haagplant bloeit in de maanden april en mei met mannelijke en vrouwelijke bloemen. De mannelijke bloemen verschijnen als hangende katjes en produceren stuifmeel, terwijl de vrouwelijke bloemen kleinere, opstaande katjes zijn die het stuifmeel opvangen. Na de bloei groeien er kleine nootachtige vruchten, omgeven door een driedelig schutblad. De gevleugelde vruchten hangen in trossen aan de takken van deze bloeiende haagplant.
Hoe plant je een haagbeuk Carpinus betulus?
Een Carpinus betulus haagbeuk plant je door met een spade plantgaten te graven die tweemaal zo breed zijn als de kluit of wortels, maar niet dieper. Vermeng de uitgegraven grond met compost of aanplantgrond voor extra voeding. Zet de plant rechtop in het plantgat, met de bovenkant van de kluit gelijk aan het grondniveau. Houd een plantafstand van 3 tot 6 planten per meter aan voor een dichte haag. Geef na het planten flink water met een tuinslang of gieter.
De haagbeuk planten doe je bij voorkeur in de herfst (september of oktober) of in het voorjaar (maart of april), wanneer de groeiomstandigheden optimaal zijn. Een haag van de Carpinus betulus kan zowel vrijstaand als langs een muur of schutting worden geplant.
Welk onderhoud heeft de Carpinus betulus nodig?
Een Carpinus betulus haagbeuk heeft goed doorlatende tot vochtige grond en voeding nodig om goed te gedijen. De haagbeuk is een winterharde haagplant die goed groeit op zowel zonnige als halfschaduwrijke plekken. Waar de haagbeuk minder goed tegen kan is erg droge zandgrond.
- Carpinus betulus snoeien. Snoei voor een strakke, formele haag de haagbeuk twee keer per jaar: de eerste keer in mei of juni (maar vóór de langste dag) en een lichte tweede snoeibeurt in september of oktober.
- Carpinus betulus voeding en water geven. Geef de haag tussen maart en mei organische voeding, zoals compost of koemestkorrels, om de groei te bevorderen en de planten weerbaar te maken tegen ziektes. Tijdens droge periodes, vooral in de zomermaanden, is het belangrijk de haagbeuk eens per week flink water te geven (10 liter per plant) om uitdroging te voorkomen.
- Ziektes en plagen. De haagbeuk kan aangetast worden door de veelvoorkomende schimmelziekte meeldauw (poederige, witte aanslag op bladeren) of spanrupsen (bladverlies door vraat aan jonge bladeren).